Bastides, origineel en typisch voor Midi-Pyrénées
28 september 2015 - Carcassonne, Frankrijk
27 september 2015
Een bastide is niets anders dan een versterkte nederzetting rondom een centraal marktplein. Dat plein is het kloppend hart van de stad waar vroeger, maar ook nu nog kleurrijke markten en feesten plaatsvinden. Tussen de Périgord en de Pyreneeën zijn meer dan 300 van die bastides bewaard gebleven. De bewoners van die nederzettingen hadden het destijds niet makkelijk, want in de 13e en 14e eeuw was er voortdurend strijd om de Engelse en Franse bezittingen (Honderdjarige Oorlog) en plunderingen waren toen aan de orde van de dag. Tel daar de pestepidemieën en de kruistochten tegen de Katharen bij op die zorgden voor ontvolking. Toch zijn juist hierdoor veel bastides gespaard gebleven.
Een goed voorbeeld hiervan is Cordes sur Ciel, dat nog in zijn oorspronkelijke vorm, vrij in het landschap ligt. Andere steden zijn wel verder uitgegroeid buiten de oorspronkelijke bastidevorm, bijvoorbeeld Carcassonne.
Cordes-du-Ciel is een vestingdorpje bovenop een steile rots, dat in 1222 werd gesticht door een graaf uit Toulouse. Deze graaf wilde met de nieuwe stad een bastion op richten tegen het leger uit Noord-Frankrijk, dat naar het zuiden was gekomen om de katharen uit te roeien. We bewonderen het hooggelegen stadje eerst vanuit de verte en parkeren Betty op een camperplek aan de voet van de rots, waar we ook zullen overnachten. De laatste dagen stuiteren de temperaturen zo'n 10 graden per dag omhoog of omlaag, zodat we allebei strontverkouden zijn geworden. Daardoor hebben we te weinig longinhoud om de steile rots naar boven te beklimmen en zijn we genoodzaakt in het bejaardentreintje te stappen.
In de reisgidsen lezen we dat Cordes rond 1940 werd gerestaureerd. Het stadje is tegenwoordig volledig afhankelijk van toerisme en werd door UNESCO opgenomen als werelderfgoed. Het treintje levert ons netjes af bij de toegangspoort compleet met valluik, waar we angstvallig overheen lopen.
Ondanks dat de middeleeuwen als een serieuze tijd te boek staan zien we hier in Cordes verrassend vaak beelden die de vermeende vroomheid van de middeleeuwen tegenspreken.
Komische, schelmse of ronduit brutale stenen figuren staren van de daken naar beneden, begluren je vanachter hoge zuilen of verstoppen zich in deuropeningen. Tegenwoordig zijn de kwartiermakers de kunstenaars die zich in het stadje gevestigd hebben. Schilderijen, beelden, keramiek, lederen voorwerpen, je kunt het allemaal vinden in Cordes. In de zomermaanden is het hier ongetwijfeld druk met toeristen. Nu niet, hooguit een maffe Japanner, een rare Chinees of een gekke Hollander. Wij vinden het stadje een beetje troosteloos, maar dat komt waarschijnlijk omdat het weer niet meewerkt. Het is koud en het miezert een beetje. Om goed chagrijnig van te worden.
Als we Carcassonne bezoeken is het gelukkig heerlijk weer, waar we heel vrolijk van worden.
Betty staat op een camping in het plaatsje Trebes, dat zo'n 12 kilometer bij Carcassonne vandaan ligt. We gaan op de fiets en trekken er een hele dag voor uit. We komen eerst in het 'nieuwe' gedeelte van de stad en slenteren wat langs het haventje met pleziervaartuigen, dat - heel handig - pal tegenover het station ligt.
Het is nog even lastig om de Pont Vieux met zijn koperen lantaarns te vinden, van waaruit we via de Porte de Narbonne de Citadel in kunnen.
De stad werd al in de 2e eeuw v.C. gebouwd door de Romeinen, maar de stadswallen pas in de 13e eeuw door de Katharen. Vanaf een afstand biedt de hooggelegen stad een sprookjesachtige aanblik van torens en wallen. De citadel werd in de 19e eeuw gerestaureerd door wie anders dan ….Violet-Le-Duc. Binnen de citadel komen we in een andere tijd terecht. We lopen door de klinkerstraatjes met oude gevels, smalle huizen en een wirwar van torens, trappen en muren. We laten ons meevoeren met de toeristenstroom, die hier met busladingen wordt afgezet. Bezienswaardigheden zijn Le Chateau Comtal en de basiliek St.Nazaire.
Het Chateau is in feite een burcht binnen de burcht van Carcassonne, heeft een gracht en vijf torens. Er staat een rij mensen van enkele tientallen meters voor de ingang om naar binnen te mogen. Daar hebben wij dus even geen zin in. Dan strijken we liever neer op een terrasje neer op een gezellig pleintje. Wel bezoeken we nog de basiliek, vanwege de prachtige gebrandschilderde ramen.
Een andere stad, die we bezoeken is Albi. Die stad staat bekend om de boven de omgeving uit torende kathedraal Sainte-Cécile en wordt ook wel de 'de rode stad' genoemd. We willen graag op een camperplek staan, die zich volgens de gidsen op het grote parkeerterrein naast de kathedraal bevindt. Maar het is er te vol, te druk en te onrustig. Bij binnenkomst van de stad verwijzen borden naar nog een andere camperplek, die niet in onze gidsen voorkomt. We vinden de plek en hier geen levend wezen te bekennen. Tja, we staan dan ook pal naast een kerkhof. Wel een beetje luguber, alhoewel het hier 's nachts vast heel erg rustig is. We slapen die nacht goed en hebben geen last van onze ‘buren’. Fris en fruitig gaan we de volgende ochtend op de fiets naar de beroemde kathedraal. We rijden over een van de oudste bruggen van Frankrijk die heel origineel 'Pont Vieux' heet.
Vanaf een uitkijkpunt wordt ons de benaming 'rode stad' duidelijk: alle oude gebouwen, inclusief kathedraal en paleis, zijn opgetrokken uit rode baksteen.
De kathedraal en het ernaast gelegen Palais de la Berbie zijn de meest indrukwekkende gebouwen.
Ze werden gebouwd in 1265 in de nasleep van de kruistocht tegen de Katharen. De bouw was waarschijnlijk ook een boodschap voor mogelijke ketters, dat de Kerk niet met zich liet sollen. Van buiten ziet de kolossale kerk er wat kil uit, maar van binnen is hij onbeschrijflijk indrukwekkend ingericht.
En doordat de kerk ten tijde van de revolutie gespaard werd van grote plunderingen en vernielingen, is het interieur nog grotendeels zoals het vanaf de 15e eeuw was.
De mooie fresco’s en het prachtige orgel laten een onuitwisbare indruk achter. We kijken onze ogen uit. Alles, van klokkentoren tot het fresco van het Laatste Oordeel, is op monumentale schaal, zodat de bezoeker zich vooral nietig zou voelen. We zijn diep onder de indruk en lopen en kijken er geruime tijd rond.
Naast de kathedraal, in het Palais de la Berbie, is een museum ingericht met werken van Henri De Toulouse-Lautrec. Deze schilder werd in 1864 in Albi als zoon van een adelijke familie geboren. Door een spierziekte waren zijn benen te kort en op z'n 15de werd hij door valpartijen invalide. In 1882 vertrok hij naar Parijs en haalde zijn inspiratie uit het Parijse nachtleven en de alcohol. De vaak aanstootgevend scènes uit de Moulin Rouge, waarin danseressen en 'onzedige' vrouwen een hoofdrol speelden, zijn te bekijken in het museum. Met zijn levendige affiches verhief hij de lithografie tot kunstvorm. Ondanks zijn handicap leidde hij zo'n turbulent nachtleven dat hij overleed toen hij nog maar 37 was, uitgeput door syfilis en alcoholisme.
Ten oosten van de kathedraal ligt de oude middeleeuwse stad met verschillende smalle straatjes, steegjes en pleintjes. Hier bevinden zich een groot aantal restaurants, van eenvoudig tot internationaal georiënteerd. Wij nuttigen die dag onze slechtste lunch tot nu toe. We maken een wandeling door het oude centrum van Albi, waar op elk huis van betekenis een bord is bevestigd dat in, drie talen de geschiedenis van het pand beschrijft. De winkels zijn in ieder geval wat exclusiever dan menig andere stad. Albi doet goed zijn best met het renoveren van de binnenstad. Alles ziet er schoon en gelikt uit.
groet van Fred
Ik lees jullie verslag nu in Alicante, want ik ben zelf nog even 2 weken op vakantie. Carcassonne lijkt mij een superleuke stad. Ben er nog niet geweest. Heerlijk dat jullie zo genieten en de tijd hebben. Hier is het ook genieten. Groetjes, Hilly
Hebben jullie nog een rode supermaan boven het kerkhof zien hangen? Spannend hoor. Wat wordt de volgende bestemming?
Ik hoop dat het gesmaakt heeft.
Dikke kus
Groet, Letty en René